Welke gewassen dragen bij aan een duurzamer landbouwsysteem? Dat wordt onderzocht in het Fascinating onderzoek ‘Eiwitrijke gewassen’. Na 3 jaar onderzoek, komt de veldboon het beste uit de test. Ruud Timmer (onderzoeker en projectleider Fascinating veldproeven), Gerard Hoekzema (bedrijfsleider en verantwoordelijk voor de teeltproeven) en Marjan Toren (regio onderzoeker) vertellen over hun teeltonderzoeken naar eiwitrijke gewassen op de proefvelden van Wageningen Universiteit en Research in Valthermond.
Naast de proefvelden in Valthermond (dalgrond), wordt er ook onderzoek gedaan naar eiwitgewassen voor het Fascinating project op een andere WUR locatie in Drenthe (Marwijkoord, zandgrond) en in het noorden op kleigrond. De proeven op klei worden uitgevoerd door Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA). Ruud Timmer vertelt: “In het begin hebben we een breed scala aan gewassen getest, elk met een verschillend eiwitgehalte, eiwittype en opbrengst, om te zien hoeveel eiwit we per hectare kunnen oogsten en wat de kwaliteit daarvan is. Van grasklaver, luzerne, allerlei groenbemesters, hennep, tot meer traditionele eiwitgewassen zoals veldbonen, erwten, lupine en soja. Marjan heeft de waarnemingen uitgevoerd en monsters verzameld en verstuurd naar laboratoria, wat resulteerde in een grote hoeveelheid data.”
“Veldbonen zijn goed aangepast aan het Nederlandse klimaat en leveren de hoogste eiwitopbrengst per hectare”
Na evaluatie van de data bleek dat de meeste gewassen niet het juiste type eiwit of eiwitgehalte hadden, of dat de opbrengst per hectare onvoldoende was. “Daarom is de focus komen te liggen op de traditionele eiwitgewassen zoals veldbonen en erwten. Veldbonen zijn goed aangepast aan het Nederlandse klimaat en leveren de hoogste eiwitopbrengst per hectare,” vertelt Ruud.
Nieuw eiwitpotentieel?
Stiekem hadden de onderzoekers gehoopt dat er nieuwe gewassen met eiwitpotentieel zouden opduiken. “Ik had gehoopt dat er een gewas tussen zou zitten waarvan we nooit gedacht hadden dat het potentie had,” zegt Gerard. “Met name in groenbemesters zou dat mooi zijn geweest om, naast de voordelen van de organische stofvoorziening en aaltjesmanagement, ook delen van de planten te kunnen gebruiken voor eiwitwinning. Hierdoor kun je als boer een direct rendement halen uit je groenbemesters. We willen de bodem graag net zo vruchtbaar doorgeven aan de volgende generatie als wij hem van de vorige hebben ontvangen.”
Veldbonen vs andere peulvruchten
Afhankelijk van het vochtgehalte, groeien veel gewassen goed op de Groningse en Drentse bodem. Ruud: “In nattere jaren, zoals dit jaar, doen veldbonen het bijvoorbeeld heel goed. Vorig jaar, met een heel droog en warm voorjaar, was dat een stuk minder. Gele en groene erwten zijn mooie gewassen, die goede opbrengsten kunnen geven, maar zijn ook vrij kwetsbaar. Ze kunnen namelijk vlak voor de oogst in elkaar zakken, wat het oogsten moeilijk maakt en schadelijk is voor de kwaliteit. Lupine en soja zijn ook niet eenvoudig te telen. Als je dan alle plussen en minnen op een rijtje zet, komen veldbonen het beste naar voren.” Veldbonen worden veelal gebruikt voor veevoer. Bepaalde rassen zijn echter ook heel geschikt voor humane consumptie, bijvoorbeeld in vleesvervangers.
Ondanks dat veldbonen overal te telen zijn, zowel op zand- als kleigrond, moeten we in de eiwittransitie ook andere peulvruchten overwegen: peulvruchten die we direct kunnen consumeren. “Bijvoorbeeld bruine bonen of kidneybonen,” vertelt Ruud. “Nederland heeft een rijke geschiedenis met bonenteelt, elke regio had wel een eigen boonsoort. Vanwege de hogere financiële opbrengst worden nu voornamelijk aardappelen, bieten en uien geteeld. Dat betekent niet dat peulvruchten geen potentie hebben. Deze staan wellicht niet bovenaan het lijstje met gewassaldi, maar zijn wel degelijk te telen in Nederland.”
Gewaszekerheid
Ondanks dat de veldboon goed scoort, kleven er ook een hoop uitdagingen aan. “Veldbonen zijn droogtegevoelig, schimmelziekten hebben grote invloed en nematologisch kan het ook uitdagend zijn,” zegt Gerard. “Bij granen hebben we dat beter in beeld. Het Fascinating project helpt ons de plussen en minnen te ontdekken en boeren voor te bereiden op mogelijke risico’s. Het gaat uiteindelijk om het robuuster maken van de oogstzekerheid.”
“Ieder gewas heeft risico’s en schommelingen in opbrengsten,” vult Ruud aan. “Maar bij peulvruchten, en ook de veldboon, zijn deze schommelingen net wat groter. Het is daarom belangrijk om te weten waar de risico’s liggen en hoe daarop te anticiperen. Als proefboerderij kunnen we natuurlijk zaken uitproberen met het risico dat het anders uitpakt dan verwacht, daarvoor zijn deze velden er. Onze ervaringen nemen we weer mee en koppelen we terug aan de boeren.”
Teeltbeperkingen en vruchtwisseling
Een andere uitdaging van de veldboon is de opbrengst. Deze moet verbeterd worden door betere bemesting, gewasbescherming en ontwikkeling van nieuwe rassen. “Ook bodemgezondheid is een belangrijk aspect,” vertelt Ruud. “In de jaren 80 bleek dat je dit soort gewassen slechts eens in de zes jaar op een perceel kunt telen vanwege de ontwikkeling van bodemschimmels en aaltjes, welke gevolgen hebben voor de gewassen die je daarna op hetzelfde perceel teelt. Het is belangrijk om rekening te houden met de vruchtwisseling, dus je moet goed kijken of je veldbonen overal in Nederland kunt inpassen in het bouwplan. Ik denk dat dat wel een vraagpunt is; als je meer veldbonen in Nederland gaat telen, wáár ga je ze dan telen?”
“Als je meer veldbonen in Nederland gaat telen, wáár ga je ze dan telen?”
Veldbonen rotatieplan
Veldbonen inpassen in je vruchtwisseling vraagt om enige voorzichtigheid. “Veldbonen kunnen aaltjes en bodemschimmels vermeerderen die schadelijk zijn voor bepaalde volggewassen en andersom. We zien bijvoorbeeld dat op het perceel waar vorig jaar maïs heeft gestaan, de veldbonen niet goed groeien,” vertelt Gerard. “Veldbonen passen qua bodemgezondheid eigenlijk beter bij een veehouderijbedrijf (waar veelal gras en mais worden geteeld) dan bij akkerbouw,” vult Ruud aan. “Het is belangrijk om naast peulvruchten in een rotatieplan voldoende graan te plaatsen om opbouw van schadelijke schimmels af te breken.”
Maar dat betekent niet dat akkerbouwers geen veldbonen kunnen telen. “Het kan zeker wel, maar het is niet altijd even verstandig,” zegt Ruud. “Het is belangrijk dat je rekening houdt met je grondsoort en de cash crops die je teelt. “Stel dat de veldboon wél booming business wordt, dan zou ik overwegen om een gewas in te ruilen voor veldbonen,” vervolgt Gerard. Het gaat namelijk om de totale bedrijfsvoering, welk gewas je ook pakt. Ruud: “Inderdaad, als je peulvruchten gaat introduceren op je bedrijf, welk gewas ga je dan niet of minder telen? Dan is het grote risico dat telers minder graan gaan telen, want dat brengt weinig op. Dan ben je in mijn ogen verkeerd bezig. Die vruchtwisseling met graan heb je juist nodig om die opbouw van de schimmelziektes af te wenden.”
Nog geen rendabel verdienmodel
“Het verdienmodel is momenteel nog niet ideaal,” zegt Gerard. “Het hangt sterk af van de kosten die je maakt en het saldo per hectare dat je wilt overhouden. Dit moet in lijn liggen met de andere gewassen die we hier normaal telen.” Marjan voegt toe: “Als je de keuze maakt om een gewas te vervangen door veldbonen, moet je ook je bedrijfsstructuur en bouwplan aanpassen. En daar pas je ook je mechanisatie op aan. Het moet uiteindelijk bij de teler passen en dat komt neer op een persoonlijke keuze.”
“In Nederland willen we meer peulvruchten gaan telen vanwege de eiwit- en voedseltransitie, in plaats van deze ver weg te halen,” vervolgt Ruud. “Maar als je regionaal wilt gaat telen, dan is Duitsland ook nog steeds regionaal. Daar telen ze ook veldbonen maar tegen lagere kosten en daarom ligt de prijs daar lager. Voor een Nederlandse boer moet de telersprijs juist omhoog om rendabel te kunnen zijn. Dat maakt de Nederlandse veldboon echter duurder voor verwerkers, terwijl zij over de grens goedkoper kunnen inkopen. Het lokale aspect in de prijs zal moeten doorwerken om het interessant te maken.” Gerard vult aan: “Het verdienmodel van veldbonen hangt af van zowel markt- als teeltontwikkelingen. Het gaat om de robuustheid van het verdienmodel en hoeveel risico je wilt lopen. Bij hoge saldo’s ben ik bereid meer risico te nemen dan bij lagere financiële opbrengsten.”
“Het verdienmodel van veldbonen hangt af van zowel markt- als teeltontwikkelingen. Het gaat om de robuustheid van het verdienmodel en hoeveel risico je wilt lopen.”
“Wat wij kunnen doen, is werken aan de teeltkant: hoe kunnen we de opbrengst verbeteren en meer zekerheid bieden voor de boer? Er moet in ieder geval nog veel gebeuren om veldbonen economisch gezien interessant te maken,” concludeert Ruud.
Binnen Fascinating samenwerken aan de landbouw van de toekomst
Binnen het project ‘Kansrijke eiwitgewassen’ wordt samengewerkt met verschillende partijen. Ruud vertelt: “De samenwerking met de diverse coöperaties is dynamisch en erg leuk. We hebben daardoor meer mogelijkheden om nieuwe dingen te proberen.” Gerard voegt daaraan toe: “Het project biedt een brede kijk op teelttechnieken en het is interessant om met verschillende partijen naar oplossingen te zoeken.” Marjan: “De samenwerking met SPNA verloopt heel plezierig, en we komen af en toe bij elkaar om te zien hoe de proeven verlopen. Het is leuk om de overeenkomsten en verschillen bij elkaar te zien.”
Ze zijn allemaal eensgezind over het belang van samenwerking voor de toekomst van de landbouw. “We zijn erg enthousiast om te zien hoe we deze gewassen een stapje verder kunnen brengen,” besluiten ze gezamenlijk.
Met het project Kansrijke eiwitgewassen onderzoeken we welke gewassen het meest waardevol zijn voor mens, natuur, economie en passen bij het bouwplan in Groningen/Noord-Nederland. Fascinating heeft als doel de landbouw duurzamer te maken en van deze landbouwproducten nieuwe, gezonde producten te maken die een nieuwe toekomst voor de boer en consument zal betekenen.