Tijdens het Groeifeest op 7 november bespraken we de unieke Fascinating-aanpak en de nieuwe Haagse beleidsintenties voor de landbouw. Verschillende partijen met ieder een eigen perspectief op deze verandering kwamen samen. In de paneldiscussie bespraken we onder andere wat de rol van de agrifoodsector is nu het landbouwbeleid hapert. Lees hieronder de reacties van onze panelleden.
Irene ten Dam leidt de paneldiscussie, die ze aankondigt als het meest “wrijvende” deel van de dag. Zonder wrijving immers geen glans. Op het podium zitten Kirsten de Wrede (wethouder gemeente Groningen, PvdD), Hanneke van Ormondt (Urgenda), Tjeerd Jongsma (directeur van Fascinating) en Henk Emmens (gedeputeerde van Provincie Groningen namens de BBB).
Stelling 1: “Toekomstperspectief voor boeren en sector, aanpak stikstof en behoud biodiversiteit vragen REGIE. De sector agrifood moet de regie zelf maar pakken nu landbouwbeleid hapert.”
Henk Emmens reageert: “Hapert het landbouwbeleid? Het nieuwe kabinet werkt juist aan een nieuwe koers voor de sector. Desondanks vind ik dat de sector het voortouw mag nemen. Sterker nog, dat gebeurt ook al. Ik zie bij veel boeren nieuwe initiatieven: er zijn regeneratieve boeren, boeren die experimenteren en innoveren. Ze nemen al stappen, ieder op hun eigen manier. Die verhalen mogen ook verteld worden, want boeren voelen zich nog te vaak niet gehoord. Maar van de overheid verwacht ik wél een langetermijnvisie. ‘Geen hap-snap-beleid,’ maar een heldere koers voor de komende tien jaar.”
Tjeerd Jongsma benadrukt het belang van samenwerking: “Er staat een hele keten achter de boeren, die ook een rol speelt. De maatschappelijke druk op boeren is enorm, en daarom moeten we samenwerken met ketenpartners en overheidsinstanties om het verhaal goed over te brengen. Kritische stemmen zijn daarbij waardevol; die wrijving levert vaak inzichten op. Tegelijk kunnen we ons richten op de punten waar we het wél over eens zijn en zo verbinding creëren.”
Hanneke Van Ormondt stelt dat het probleem niet bij boeren ligt: “Boeren willen vaak sneller dan de rest. De vertraging zit bij beleid en sommige boerenorganisaties.” Ze benadrukt dat subsidies vaak niet bij de boeren zelf terechtkomen, maar bij tussenbureaus. “De verandering moet vanuit de basis komen, met steun van supermarkten, boerenorganisaties en de overheid.”
Kirsten de Wrede sluit aan: “We moeten niet óver boeren praten, maar mét boeren.” Ze merkt op dat slechts een handjevol boeren aanwezig is. “Dat zijn er te weinig. We moeten vaker in gesprek.” Ondanks hun politieke verschillen (BBB en PvdD) ontdekte ze in gesprekken met Henk Emmens veel gemeenschappelijke punten. “De boer zet al stappen, maar het draait om het hele systeem—consumenten, maatschappij, iedereen. Dit moeten we samen aanpakken.”
Henk Emmens begint nog even over het 7-vinkjes model en benadrukt dat boeren ook ondernemers zijn, en dat hun ondernemerschap niet mag worden beperkt. De Wrede ziet dat anders: “Het 7-vinkjesmodel biedt juist financiële zekerheid voor boeren tijdens de transitie.” Van Ormondt voegt toe: “Het is geen subsidie, maar een steun in de rug om risico’s te verlagen.”
Een aanwezige uit de zaal vraagt hoe grote spelers zoals supermarkten, die baat hebben bij het oude systeem, doorbroken kunnen worden. Tjeerd Jongsma antwoordt: “Ook kleine groepen kunnen veel bereiken, zoals Wakker Dier, dat de publieke opinie wist te veranderen. Met sterke plannen en draagvlak kun je samen meer impact maken dan als losse sectoren.” Hij waarschuwt tegen een slachtofferrol: “Sta rechtop, wees trots, en neem mensen mee.” Kirsten de Wrede voegt toe dat de overheid een grotere rol kan spelen. “In Groningen zeggen we: voedsel is geen kerntaak, maar wel cruciaal voor de gezondheid van onze burgers en toekomstige generaties. Wij kijken breder dan alleen kerntaken.”
Stelling 2: “De veranderende consumentenvraag biedt nieuwe kansen in de markt. De voedsel- en landbouwtransitie moet hier veel meer van uitgaan dan louter focussen op issues in de primaire sector (‘geen push maar pull’)”
Irene ten Dam introduceert: “In 2025 zullen er grote veranderingen plaatsvinden in de voedingsindustrie. Uit recent onderzoek blijkt dat 58% van de consumenten bewust kiest voor hoogwaardige ingrediënten. De vraag naar kwaliteit gaat daarmee verder dan smaak; merken moeten inspelen op de volledige beleving van de consument.”
Hanneke van Ormondt reageert hierop: “Er wordt gesteld dat de vraag van consumenten al verandert. Ik denk dat consumenten wel die intentie hebben, maar dat het nog niet écht gebeurt. Ze pakken vaak nog het goedkoopste product uit het schap. Als we willen dat gezond en duurzaam eten voorop komt, kunnen we dat niet alleen aan consumenten overlaten; de voedselomgeving moet daarin veranderen. Gezonde producten zouden het meest zichtbaar en betaalbaar moeten zijn, terwijl minder gezonde keuzes duurder of minder prominent beschikbaar zouden moeten zijn.”
Irene Ten Dam vraagt hoe we verandering kunnen stimuleren. Hanneke van Ormondt wijst op de zorg, waar de voedselkwaliteit vaak te wensen overlaat. “Er ligt een kans om patiënten beter te betrekken bij gezond eten.” Henk Emmens voegt toe dat ziekenhuizen nauwelijks lokale producten inkopen, wat de uitdaging benadrukt. “Begin bij lokale instellingen zoals universiteiten en ziekenhuizen; laten we in Groningen een voorbeeld stellen.”
Tjeerd Jongsma reageert dat er wel duidelijke consumententrends zijn. Hij merkt op dat de kloof tussen generaties zichtbaar is binnen zijn organisatie, ISPT, en dat we daarop kunnen inspelen. “Consumenten opvoeden is een langdurig proces,” zegt hij.
Irene vraagt de zaal om voorbeelden van invloed op de keten. Een akkerbouwer uit de zaal benadrukt dat een pull-benadering beter werkt dan een push, maar dat de consumentenvraag naar duurzame producten nog niet voldoende is. Hij legt uit dat veel boeren momenteel onder de kostprijs produceren en duurzaamheidscertificaten vaak niet worden vergoed. “Idealistische doelen zijn goed, maar verandering komt alleen als de markt er klaar voor is en we ervoor worden beloond,” aldus de akkerbouwer. Tjeerd Jongsma voegt toe dat de trends voor 2025 draaien om gezondheid en ingrediënten, niet alleen duurzaamheid. “Gezondheid is waar de nieuwe markt zit.” Dezelfde akkerbouwer merkt op dat de middenmoot vaak voor goedkopere opties kiest, omdat bijvoorbeeld een fles cola vaak goedkoper is dan melk. “Er is echt wetgeving nodig om deze ongelijkheid te doorbreken,” zegt hij.
Een andere deelnemer uit de zaal wijst op het horeca-platform Groningen, dat door de gemeente wordt ondersteund met subsidies. Dit platform introduceert een innovatieve “groene knop” waarmee horecagelegenheden eenvoudig duurzame, lokale keuzes kunnen maken. Het idee is dat horecaondernemers en consumenten via deze knop sneller kunnen kiezen voor lokaal geproduceerde en duurzame producten, wat het voor de consument gemakkelijker maakt om verantwoorde keuzes te maken zonder in te boeten op gemak. Dit platform maakt het mogelijk om de transparantie in de voedselketen te vergroten, doordat het consumenten bewust maakt van de herkomst van hun eten. Volgens de deelnemer is dit een uniek initiatief dat niet alleen horecaondernemers ondersteunt om lokaal te kiezen, maar ook de consument uitnodigt om deel te nemen aan een duurzamere voedselketen. Ze roept op om dit concept verder op te schalen naar andere regio’s.
Henk Emmens reageert enthousiast: “Dit is een uitstekend voorbeeld van een korte keten die inspeelt op de gemaksbehoefte van de consument en tegelijkertijd lokaal geproduceerd voedsel promoot. Het is precies de richting die we moeten opgaan.”
Stelling 3: “Een goede verbinding tussen stad en platteland en het initiëren van korte ketens is een illusie”
Hanneke van Ormondt: “Korte ketens bestaan al, zoals hier in Groningen. Het gaat er vooral om het gemakkelijker te maken voor producent én consument. Het is geen kwestie van initiëren: het is er al.” Henk Emmens brengt een andere invalshoek in. Hij stelt dat korte ketens nu vooral over voedsel gaan, maar dat er ook boeren zijn die andere gewassen verbouwen. Volgens hem moeten we ook nadenken over welke gewassen in de toekomst nodig zijn. Hij noemt het vierde gewas, maar benadrukt dat het belangrijk is te kijken naar wat zowel de consument als de maatschappij eraan heeft.
Tjeerd Jongsma kijkt breder en stelt: “Als we heel Europa bekijken, is de korte keten vaak nog een illusie. Onze afzetmarkt is niet alleen lokaal, maar enorm groot. Ik ben voorstander van korte ketens, maar zie dat niet als hét nieuwe verdienmodel voor boeren. Hoge kwaliteit en hoge waarde moeten ook internationaal binnen Europa worden afgezet.”
Kirsten de Wrede merkt op dat er verschillende doelen zijn. “Korte ketens hebben een grote toegevoegde waarde, en het is mogelijk om ze te realiseren. Direct contact met producenten betekent samen praten en grote projecten opstellen. Het gaat echt om samenwerking: een duurzaam platteland en gezonde voeding.” Ze voegt toe dat korte ketens er altijd zijn geweest, maar dat ze in de afgelopen tien jaar verloren zijn gegaan door hypermobiliteit. “Producten én mensen reizen de hele wereld rond, ondersteund door fossiele brandstoffen, die eindig zijn. Kunnen we dat vasthouden met nieuwe vormen van energie? We moeten terug naar het systeem van korte ketens.”
Een deelnemer uit de zaal noemt hybride boeren als voorbeeld: zij produceren voor zowel korte als lange ketens. Hij benadrukt ook het belang van het vierde gewas. Kirsten de Wrede beaamt dit: “Het is niet zwart-wit. We moeten inzetten op voedselzekerheid. Dat hoeft niet aan de grens te stoppen, maar we moeten ons eigen land wel goed blijven voeden.” Ze pleit voor meer seizoensgebonden consumptie. “We moeten stoppen met het idee dat bijvoorbeeld aardbeien altijd beschikbaar moeten zijn.”
Een deelnemer uit de zaal vraagt: “Waarom kunnen we geen voedsel over de hele wereld exporteren, maar wel allerlei producten importeren, zoals via AliExpress? Moet daar niet strenger op worden toegezien?” Kirsten de Wrede reageert: “We streven er in Nederland naar om circulair te zijn. In de gemeente Groningen willen we dat al in 2025 bereiken, wat betekent dat we zoveel mogelijk lokaal produceren. Dit geldt zeker niet alleen voor voedsel, maar voor allerlei producten. Voedsel kan misschien wel een uitzondering vormen, maar het hele systeem van importeren en exporteren, bijvoorbeeld uit China, verdient een kritische blik.”
Er volgt ook een vraag aan De Wrede en Henk Emmens over wet- en regelgeving: “Sinds 1960 is het milieubeleid enorm uitgebreid, maar milieuvervuiling neemt nog steeds toe. Is méér regelgeving dan eigenlijk wel effectief?” Henk Emmens antwoordt: “Veel regels zijn niet altijd effectief. Innovatie kan meer opleveren. Maar al die innovaties worden nu gefinancierd via subsidies. Waarom doen we dat niet via belastingvoordelen? Dat zou efficiënter kunnen zijn.” Kirsten de Wrede noemt het een complexe vraag: “Het raakt aan het bredere sociaal-economische systeem, dat heel moeilijk te veranderen is. Misschien is verbieden op sommige vlakken een oplossing, maar dat vraagt om sterke keuzes.”